Op de rivier
voor mijn huis
valt veel te zien zeg ik je
Motorvrachtschip en riviercruiseschip
stevenen op elkaar af
passeren elkaar zwijgend als
reuzenreptielen van heel verschillend ras
die niets van elkaars taal begrijpen
En
in hun schaduw
veel kleiner gedierte
kano met zes roeiers, verwikkeld in
eeuwige minnestrijd met het grote water
dat hen steeds, als bewijs van zijn kracht
een heel klein beetje laat winnen
En de
waterbus, waardoor ook ik mij
liet vervoeren, in
lege passagiersruimte waar ik
paradijselijk stil
machtige oevers voorbij zag glijden
En besefte dat
de rivier een pracht
van een niemandsland is,
met eigen wetten, eigen tradities
vloeiende wetten en tradities
een eigen gemeenschap ook
gemeenschap van passanten
die steeds terugkeren maar
nooit tijd hebben te praten,
enkel om elkaar heen laveren,
Die kunstige dans
is nu juist
de lingua franca van dit niemandsland.
Niemandsland
is iedersland, voor
ieder die weet
een ander met stijl te omzeilen, maar
soms zijn er indringers, vuig falderappes,
volgepropt partyschip met gebral en
boemboem en ballonnen bijvoorbeeld
dat geen eerbied toont voor
de edele rimpeling,
de roerende plechtstatigheid
van het rivierenverkeer,
van het doorluchtig dagelijks bedrijf
dat gewoon leven heet.
Maar toen
gebeurde een wonder
op het dorre grasveld voor mijn huis,
veld tussen huis en rivier waar
vaak niets te zien valt zeg ik je
gebeurde een wonder zeg ik je.
Daar liep een
man, oude man met oude hond
en toen die zich in loodrechte lijn
met het partyschip bevond,
toen, toen was het dat de boot stil viel,
de boemboem stokte,
het gebral verstomde,
de ballonnen als verwelkt bloemblad
op het water landden, en waardoor?
Slechts één
mogelijkheid: door
de aanblik van die moedeloze man
en zijn hond,
voelde het falderappes
zich betrapt en ontmaskerd
En geluidloos
ging het schip achteruit,
van schaamte werd het kleiner,
kromp het op het uitgestrekte water
en schielijk, achterwaarts, ging het terug
naar waar het vandaan was geslopen
waar je vast niet straffeloos naar terug kon komen,
waar niemand ooit weer liefdevol
in de schoot kan worden opgenomen,
waar geen liefde is.
En zo werd het
grasveld gewijde grond
En werden de oude man en zijn hond,
Werden zij hoeders van de dorre oevers
Van het grote sterke water, van al wat kostbaar
Was in ons leven aan de rand
Van ons prachtige niemandsland.
Comments
Post a Comment