Wat zal het zijn?
Dertig jaar geleden.
Generaties geleden
dat ik daar
met iemand woonde.
Jaren van welwillendheid,
jaren van vertwijfeling
en goudeerlijke,
welwillende woede,
van naïeve desillusie,
en toegegeven,
wel eens een vermoeden
van romantisch geluk.
Vijf jaar in die sleurflat. We waren erg jong.
Wat bleef was de vriendschap,
een jaar of wat na die vijf jaar.
En toen - toen was het klaar.
Door het lot nu achterbuur geworden
van haar en mijn verleden,
probeer ik daar iets bij te voelen.
Hardvochtig ben ik. Net als toen.
Ik voel niets. Steeds dat leven
in de schaduw van niets voelen.
Totdat ik haar weer voor mij zie:
zonnige zaterdagochtend
in badjas op het balkon,
te grote, vormeloze badjas
met diepe zakken
waar mijn handen soms
de hare vonden
als ik achter haar kwam staan
en iets verzoenends zei.
In die badjas zie ik haar
water geven aan de kronkelhazelaar.
Hazelaar door ons bevrijd
uit guur tuincentrum, moeizaam
naar huis naar boven gesleurd
en zowaar: dankbaar kronkelde
hij zonwaarts als hij af en toe
ons genadewater mocht drinken.
Die hazelaar op ons balkon
staat nu waarschijnlijk in een park,
een ruim, statig park,
als een hele grote boom
zonder wrok, zonder gedachten.
©Carl Stellweg
Comments
Post a Comment