Wanneer hij haar
onbekommerd van haar
rode mul met 'pikante antiboise' ziet smikkelen
en op haar vraag
wat 'antiboise' eigenlijk is
alleen een vaag en
onbevredigend antwoord weet
en door het raam
het onbeschaamde woord 'Amore'
in felroze neonletters, als een innig dreigement
boven de deur ziet
prijken van een concurrerend eethuis
aan een verregend
pleintje hiertegenover, in Roffa
en wanneer op deze
onverwacht feestelijke zaterdagavond,
in de zogeheten
Herfst van hun Leven, alles in Ordnung,
bis jetzt in ganz besten Ordnung ist
en ze niets tegen
elkaar zeggen omdat geluk
ook een beetje een mooi en vies geheim is
en de bedenkelijke
circusclownsact van het leven een
onverwacht elegante wending lijkt te hebben genomen
en er geen tenen
meer hoeven te worden gekromd, er
geen innerlijke
vluchtweg meer hoeft te worden gezocht
en hij op dat
moment hoe dan ook niets kan uitbrengen omdat
in deze Franse
surrogaatzaak met authentieke Franse chansons
de onweerstaanbaar
smoezelige woorden ‘maladie d’amour’
in hem zijn
opgeborreld en hij hier even van moet bijkomen,
dringen zich toch
enkele vragen op. Bijvoorbeeld:
hoe dit alles toch
zomaar zo gekomen kan zijn en
waaraan hij dit in jezusnaam kan hebben verdiend
en of er dan toch
niet een bona fide bovenzinnelijke
instantie bestaat
die hij best eens zou mogen bedanken
Of er kortom toch
geen, eh, ‘Godheid’ is.
Een ondeugend klein
godje misschien dat in vergeten
gelukkige hoekjes
van de wereld wat mag aanrommelen
en dat wel Liefde zal heten.
Of, mooier,
smeriger, en gevaarlijker nog:
Tederheid.
Comments
Post a Comment