Plakkaten en spandoeken, volgeklad
met leuzen, en daarmee door de
straten schuimen: schuldige
huiver bevangt me,
steeds als ik
het zie.
Laat die beker van het giftig groot
gelijk aan
mij voorbijgaan. Mijn
halfslachtig gestel is er,
vrees ik, niet tegen
bestand.
Opruiende samenzang, schouder aan
schouder,allemaal leuk en aardig
en hou vol jongens, we shall
overcome and all that jazz,
maar shit, is dat eventjes
balen, toevallig moet
ik net hier afslaan,
deze fijne stille
steeg in.
Ho, wacht! Wees gerust! Ik, ja
ook ik ben warm voorstander
van vrede en gerechtigheid
mondiaal. Dat jullie het
weten. Welzeker zie ik
daar de bewezen
verdiensten
van in.
De kwestie is: geweld laat zich
moeilijk managen. Ik
ondervond het aan den
lijve. Militair geweld, in
zijn aard wanstaltig, het
harde klikken van
Kalasjnikovs, M-16’s,
het diepe, slinkse
ratelen van tanks, die draken
zonder hoofd, hart
of smoel.
Bloedgevaarlijke woonwijken
in puin leggen voor je
land, zelfbescherming in haar
zuiverste vorm,
weerlozen in het
schootsveld met zorgvuldig
gecommuniceerd medeleven grondig
aan snippers schieten,
collateral damage,
nietwaar.
Zo is de mens, zo zijn de
spaanders die vallen
waar gewerkt wordt, à la guerre
comme
à la guerre, zij zijn
begonnen,
helemaal zelf doen
hunnie zich
dit aan.
Het druist in tegen al het
aanvaardbare, het druist
tegen alles in, maar je hebt
niks te aanvaarden
– je hebt het dus maar
te aanvaarden. Je
moet het doen met de wereld zoals
die
is: een smerige, ellendige,
onbevattelijke plek,
altijd.
Leerzaam, dat wel, die aanraking
met het pure,
geniepige, supersonische kwaad,
het fluiten van een kogel,
godvergeten
dichtbij.
Er valt niet tegenop te betogen, tegen
de
diepe leegte die daarachter wemelt.
Die
laat zich niet vermurwen door om
het even welke pakkende leuzen
of allerinnigste samenzang.
Leegte is oorverdovend.
Oorverdovend
en dus ook
stokdoof.
Liever blijf ik nu in mijn fluwelen
bunker, houd
graag heel wat er van deze jongen over
is,
aan dit moegebeukte lijf geen
polonaise
meer, geen 'boodschap van hoop'
and more of that crap,
boomer in bonus,
kortom: het
is klaar.
O ja? Nee. Voor één zaak moet
de
welverdiende bunker nog
worden verloochend.
Precies voor
één zaak.
Schoorvoetend maar overtuigd loop
ik
mee met de kinderen die betogen
voor een toekomst hun
misschien al door
het voorgeslacht
- door mij dus -
ontstolen
en tot mijn wrange opluchting
tref ik in die stoet
heel af en toe een
medeboomer
aan.
©Carl Stellweg
Mooi.
ReplyDeleteDank, Remco :)
ReplyDelete