hoe zij zich rillend staande
houdt in de kille ochtendwind:
kleine knalgele donderstraal,
kortstondig opgestoken
iele middelvinger naar
de grauwheid van alledag.
De unieke heldere constellaties die
zij vormt met soortgenoten
in het uitgeputte, geplette gras.
Miniem, boterkleurig,
zacht gesternte in de berm.
Ze ontkiemt tussen de klinkers,
bloeit, sterft af en
verwaait, geeft ‘t leven
gedachteloos door. Niemand die
een flauwe notie heeft waarom.
Zijzelf al helemaal niet.
Het leven stelt zich geen vragen,
Net als de werken van J.S. Bach
kan het geen besef hebben
van wat het allemaal aanricht in de
harten
van aanhangers en aficionado’s en
anderen
die het al dan niet vrijwillig
ondergaan
Dit geldt
in het bijzonder
voor de
straatmadelief.
De straatmadelief
weet niets van ontroering.
Anders liet ze
het misschien wel – dat kleine
tegendraadse
leven van haar. Dan was
de aardigheid er
ogenblikkelijk vanaf.
Geen aanhangers
en afficionado’s, geen
ovatie voor de
straatbloem, de straatmadelief.
Zij wil niet
bekoren maar vrij zijn.
Zij wil zíjn.
Eenzaam opstaan tegen de ochtendbries.
En verder niets.
©Carl Stellweg
Comments
Post a Comment