Het hoge woord moet er maar eens uit: hoewel dikwijls humeurig, chagrijnig, melancholisch, cholerisch, over de hele linie pessimistisch, soms zeer cynisch, mij scherp bewust van alle gevaren die onze beschaving bedreigen en van alle ellende waarvan de wereld is doortrokken, en beroepshalve daar al jaren bij betrokken bovendien, doet dat alles niets af aan het volgende schaamteloze feit: ik ben gelukkig met het bestaan en alles wat het mij biedt. Elke minuut. Nee, elke seconde. Elke tel.
Ik kan er niet omheen. Ik geneer me rot, maar ik ben intens dankbaar voor het leven zelf, al heb ik geen idee wie of wat ik eigenlijk bedanken moet. Leven: ik heb er kennelijk een vanzelfsprekend talent voor, ik ben waarschijnlijk wat men een zondagskind noemt. En dat wordt niet minder met het ouder worden, eerder meer. Ik verstar niet met de jaren, maar voel me juist almaar vrijer.
Misschien is mijn geheim dat ik niets van dit alles ooit voor vanzelfsprekend heb genomen, en diep besef hoe bevoorrecht ik ben als iemand die weliswaar nare, maar geen echt verschrikkelijke dingen in zijn jeugd heeft meegemaakt (en ook later niet), die een redelijk ellendige puberteit gelaten doorstond, die Koning Alcohol van zijn gruweltroon wist te stoten, die rijkelijk laat maar beter laat dan nooit De Ware Liefde vond, wiens bestaan niet tot een verschrikkelijk deel van de wereld veroordeeld is, tot nu toe nooit ernstig ziek is geweest, en zich nooit werkelijk onbemind heeft geweten. Juist daardoor kan ik mij dagelijks verbazen over mijn eigen geluk - in meer betekenissen van het woord.
Ik ken genoeg mensen die ogenschijnlijk net zo bevoorrecht zijn als ik, en het leven bitter aanklagen, ouderdom en aftakeling bewenen nog voordat ze goed en wel zijn ingetreden, alle romantiek en alle dromen in hun leven vroegtijdig hebben afgezworen, en niets dan donkere wolken zwanger van schuld en spijt zien. Een dergelijke dispositie gun ik niemand.
Het zijn mensen met een vaak opgewektere manier van doen dan ik, maar als je ze vraagt naar hun kijk op hun eigen leven, is dit wat er na enig aandringen tot mijn stomme verbazing uit komt. Al die opgewektheid is dus een façade, aangeleerd gedrag, conventie. Of erger: valse verwachting. Of het allerergst: wanhoop.
En soms misschien ook: gebrek aan verbeeldingskracht.
Ik gun het ook niemand om te zijn wie ik ben, want mensen als ik zijn niet bijzonder geliefd, maar ik gun wel iedereen mijn even schijnbaar ongerijmde als natuurlijke, diepe hang naar het leven.
Vanwaar die hang, uiteindelijk? Net als de Mount Everest: because it's there. Het leven, bedoel ik. Dat kloteleven is er om te beklimmen, voor dat sublieme, eenzame uitzicht over die tragische, wonderschone kutwereld, waartoe wij veroordeeld zijn, en die ons voor een verraderlijk korte tijd geschonken is. Doe er iets moois, goeds en oprechts mee. Het is bijna een plicht.
Amen, en welgemeend excuus.
Comments
Post a Comment