Skip to main content

Achtbaan naar Arcadië

 



Het jaar lag alweer achter ons. Het laatste jaar voor het rampjaar, misschien wel het rampdecennium. 2019 dus. Het laatste gelukkige jaar. Bezonnen had men zich. Teruggekeken, de balans opgemaakt. Zo is men nu eenmaal, en omdat ik ‘men’ wel vaak, maar niet altijd tegen de haren in wil strijken, heb ik eraan meegedaan.

Kleine moeite: ook in 2019 was ik voor de volle honderd procent gelukkig.

Ja, ik weet het, het leven is lijden, de mensheid gemankeerd, de wereld een open wond, shit man, ik ben de laatste die het zal tegenspreken  – maar aan mijn persoonlijke geluk doet dat niets af. En daar heb ik drie keiharde redenen voor.

EEN: geen dag in mijn leven heb ik armoe of gebrek geleden.

TWEE: geen dag in mijn leven ben ik ernstig ziek geweest.

DRIE: geen dag in mijn leven heb ik niet geweten dat er iemand was die om mij gaf.

Let wel, mijn geluk is niet volmaakt, want dan zou het weinig meer betekenen, maar aan de basisvoorwaarden is geheel en al voldaan, en daarom kan ik toch oprecht zeggen dat ik ook in 2019 voor de volle honderd procent gelukkig ben geweest.

Was het dan een jaar als alle andere? Helemaal niet. Met mijn vriendin heb ik iets magisch en onvergetelijks meegemaakt: een concert van… The Libertines.

Jullie kennen The Libertines niet? Stakkers! The Libertines zijn de ultieme muzikale viering van het leven. De perfecte combinatie van overrompelende jongensachtige bravoure en lyriek. De volmaakte samensmelting van punk en poëzie.

De muziek van The Libertines pepert je ongenadig in wat een ongehoord voorrecht het is om te leven. Wat een grenzeloos geluk het is om te ademen, te bruisen, te bestaan. Om er te zijn in plaats van er niet te zijn.

‘Garagerock’ schreven de kenners. En: het Britse antwoord op The Strokes en The White Stripes. Duh! Vergeleken met The Libertines maken The Strokes en The White Stripes simpele, houterige blues.

De Libertines spelen hard, snel en slordig, dat is de enige overeenkomst. Aan hun melodische en tekstuele rijkdom, de hectiek en dynamiek, de wendingen en tempowisselingen, het flamboyante drama en de grootse, zoete melancholie, kunnen die strookjes en streepjes en hoe het verder heten mag niet tippen.


The Libertines zijn het geesteskind van twee problematische, demonische jongens. Geluk kent altijd een prijs – anders zou het, alweer, niets betekenen. De ene jongen – Pete Doherty – is nog veel problematischer dan de ander – Carl Barât.

Vanwege zijn uitputtend gedocumenteerde drank- en drugsgebruik is Pete Doherty de beruchtste Britse rockster sinds Keith Richards. Maar waar Keith iets heeft van een roverhoofdman, straalt Pete met zijn kwetsbare lichaamstaal en kitscherige kindergezicht een eeuwige onschuld en hang naar liefde uit.

Op zijn zeventiende maakte hij zijn televisiedebuut met de volgende onbetaalbare uitspraak:

‘I subscribe to the Umberto Eco view that Noel Gallagher’s a poet and Liam’s a town crier, and I’ve always seen that as a perfect combination’.  

Dat zei hij toen hij in de rij stond voor een nieuw album van  Oasis – het toentertijd overdreven aanbeden muzikale voertuig van de trotse Noord-Engelse schooiers Noel en Liam Gallagher – en een verslaggever van MTV hem een microfoon onder z’n neus duwde. (‘Ik heb nog nooit van die mensen gehoord’, zei Umberto Eco desgevraagd in 2015. ‘Ik ben een muzikale dinosaurus, mijn kennis reikt niet verder The Beatles.’)


Niemand – Pete zelf waarschijnlijk ook niet – kon vermoeden dat het bijdehante ventje dat hij toen nog was, een ventje uit een liefdevol gezin dat op school in elk vak uitblonk, zou uitgroeien tot de koning van de knuffeljunks.

Inmiddels beweegt het ventje zich in een duistere wereld van parasieten, pushers en mede-verslaafden, heeft hij drie keer in de gevangenis gezeten, is hij betrokken geweest bij diefstal en geweldpleging, is hij vele malen gearresteerd, heeft hij erbij gestaan toen vier mensen in zijn onmiddellijke entourage, onder wie Amy Winehouse, slordig en voortijdig het leven verlieten, kortom: hij is meer dan een deugniet, hij Deugt Niet, en velen hebben inmiddels hun afkeer van hem geuit – en toch heeft hij nog altijd fans bij de vleet.

Mensen die een getormenteerde bohemien in hem blijven zien. Die niet twijfelen aan zijn onschuld en zijn dichtersziel. Onder wie mijn vriendin en ik.

We zouden beter moeten weten. Alleen: dat willen we niet. Want ach, die liedjes.  You’re my waterloo. Music when the lights go out.  I am the rain. Enzovoorts. We vergeven hem alles.

Het valt natuurlijk niet mee een fan van Pete te zijn. Met zijn eigen begeleidingsband, de Puta Madres, zou hij eind juli 2019 optreden in het theater in het Amsterdamse Bos. Voor het eerst gingen mijn geliefde en ik hem live zien. Dachten we. Hoopten we. We kenden zijn reputatie.

Na een wandeling van een uur in de snik-hitte van ons shithotel in Amstelveen naar dat klotetheater in dat stinkbos, bleek hij ons, uitgerekend ons, zijn overbekende kunstje te hebben geflikt: meneer liet verstek gaan. Zat nog in Ierland, waar hij de avond tevoren had opgetreden. Paspoort kwijt, Ierse immigratiedienst wilde niet meewerken. ‘Pete apologizes and is very upset,’ aldus het management. Optreden afgelast.


Very upset? Nee, dat waren de fans die uit Engeland, Duitsland, Frankrijk en Rusland naar dat Amsterdamse bos waren toegestroomd, niet Pete. Want op zijn instagram- twitter- en facebookaccount maakte hij geen woord vuil aan deze deceptie. Dat paspoort was een lulsmoes. Zou er geen mouw aan te passen zijn geweest? Kom nou! Pete had gewoon eventjes geen zin. Twee dagen later trad hij gewoon op in Italië.

We kregen wel ons geld terug, en alsof er niets was gebeurd, gingen we in november naar Tivoli/Vredenburg voor een optreden van The Libertines. In de hoop dat Carl Barât de zaken nu in goede banen zou leiden.

Carl Barât is Pete’s hartsvriend, zijn soulmate, met wie hij twintig  jaar geleden de gelofte aflegde dat ze het samen zouden maken in de muziek. Met wie hij een persoonlijke mythologie creëerde, waarin ze op het schip de ‘Albion’ naar het gedroomde land ‘Arcadia’ zouden zeilen.


En lo and behold, Arcadië werd bereikt: rond 2004 lagen pers en publiek aan hun voeten. En toen ging – helaas maar niet verrassend – Arcadië in rook op. Pete was door drugsgebruik en onberekenbaar gedrag niet te handhaven, Carl flikkerde hem uit de band, The Libertines hielden op te bestaan. Pete ging door met The Babyshambles, Carl begon aan een moeizame solocarrière, want hij mag dan zelf niet gespeend zijn van charisma en eigenlijk de betere muzikant en sowieso een prima songsmid zijn, hij heeft domweg niet Pete’s grandeur.

Gelukkig kwam het tot een verzoening. Want Pete en Carl zijn aan elkaar verknocht, ze hebben een explosieve liefdesrelatie zonder dat het nichten zijn – zoiets heet geloof ik een ‘bromance‘. Na een reünieconcert in 2010 volgde er in 2015 eindelijk weer een album, het redelijk overtuigende Anthems for a doomed youth.

Pete raakte even van de drugs af, ging natuurlijk weer gebruiken, maar al met al nam het wangedrag af.  Zelfs Pete leek wijzer te zijn geworden, dat afgelaste concert in het Amsterdamse Bos was waarschijnlijk een incident. Dachten we. Hoopten we. Want met Pete weet je het nooit.

Voorafgaand aan het optreden in Tivoli bereikten ons toch weer zorgwekkende berichten. Pete werd in Parijs twee keer binnen 48 uur  opgepakt. Omdat hij in de rosse buurt Pigalle cocaïne had geprobeerd te scoren, en vanwege een dronken handgemeen, nadat hij was vrijgelaten.

De rechter veroordeelde hem tot een boete van 5000 euro en een gevangenisstraf van drie maanden. Voorwaardelijk, waardoor de Libertines hun tournee met hem konden voortzetten.

Pete is een hele lieve, zachtaardige jongen (‘un garçon extrêmement gentil, doux’), sprak zijn advocaat, hij heeft veel spijt en het zal niet meer voorkomen.

Pete apologizes and is very upset.

Goed, mijn vriendin en ik staan in Tivoli/Vredenburg op de boomer-balustrade, het is half negen, we hebben twee belachelijke voorprogramma’s doorstaan en zijn nu in gespannen afwachting van de hoofdact. Nijvere technici brengen het podium in gereedheid. Net hebben ze drie standaards met microfoons aan de rand van het podium geplaatst.

Maar hé, wie verschijnt daar ineens tussen al die bedrijvigheid? Het enfant terrible in eigen persoon. In een pak met stropdas, want Pete, inmiddels 40 jaar, mag er dan vaak wat ongezond uitzien, hij blijft een dressman, een dandy tot het bittere eind. Het valt op hoe lang hij is. Er gaat een bepaalde dreiging van hem uit. Wat heeft hij in zijn hand? Een soort staaf.

En voordat we het weten heeft hij daarmee alle drie de microfoons keihard van hun standaards gemept, waarbij de laatste microfoon levensgevaarlijk de zaal in zoeft. Dan maakt hij zich lachend uit de voeten, zijn armen in triomf geheven.

We zijn totaal verrast. Verbijsterd. Ontzet. Mijn vriendin kijkt naar mij op en klinkt bijna als een angstig en verontwaardigd klein meisje: ‘Dat is toch helemaal niet leuk?’

Nee, dat is zeker helemaal niet leuk. Sterker nog: wat een idioot is dit. Wat een gek. Wat een klootzak. En dat moet straks optreden? Daar heb ik meteen al een hard hoofd in.

Een half uur verstrijkt. Drie kwartier. Een uur. Anderhalf uur. ‘It’s not going to happen,’ hoor ik wat routiniers uit de Britse Libertinesfankaravaan berustend zeggen. ‘t Is weer zo ver: die toon.

Ik zie een meisje van de security bij het podium. Ze is aan het bellen, ik ga naar haar toe. Gaat het nog door? Ze weet het niet. ‘Ik hoor dat Pete op dit moment helemaal naar de klote is.’

Een ingewijde vertelt mij later dat Pete overdag al laveloos was: ‘Ik kwam hem buiten tegen, hij vroeg of ik een tequila voor hem wilde kopen, wat ik weigerde. Zoals hij eraan toe was, kon ik me niet voorstellen dat het optreden zou doorgaan.’

Een woedend, gitzwart chagrijn borrelt in me op. Hij gaat het ons godverdomme toch niet nóg een keer flikken? Toch geen twee keer achter elkaar, Pete? Boegeroep en gefluit onderstrepen mijn stemming. Sommige bezoekers pakken al hun biezen.

En dan staat-ie daar ineens toch. Zonder z’n makkers. Gitaar om z’n schouder, groot glas met iets geligs in zijn hand. Geen bier, waarschijnlijk een pittige cocktail.

‘There’s a lot going on backstage at the moment, I can tell you that,’ zegt hij grijnzend.

Hij wankelt even, lijkt nog steeds beschonken. Een regen plastic bekertjes landt op het podium.

‘Als jullie mij willen bekogelen, doe dat dan met glas in plaats van met plastic, want glas reflecteert minder hinderlijk,’ klinkt het uitdagend.

Vervolgens heeft hij het lef te schreeuwen of we nog een concert van de Libertines willen of niet. Ja, dat willen we, eikel, wat dacht jij dan. Hij begint gitaar te spelen. Bepaald niet onverdienstelijk. Niet van een al te hoog technisch niveau, dat niet, maar wel rafelig en doorleefd. Zoals altijd. Zoals het hoort.

Daarop gaat hij zingen. Pete heeft een aangename, hese tenor, maar echt zuiver klinkt-ie zelden. ‘Dit nummer zing ik anders nooit,’ mompelt hij, en we menen een twinkeling van zelfspot in zijn ogen te zien. ‘Carl?’ roept hij over zijn schouder, tot algemene hilariteit.  En nog eens: ‘Carl?’

Dan duikt Carl op uit de coulissen. ‘Wat moet ik anders?’ lijkt hij te gebaren. Uiterst energiek neemt hij de zangpartij van Pete over. Gelukkig, de professional pakt zijn verantwoordelijkheid. De bassist en drummer zijn er inmiddels ook.

Het gitzwarte chagrijn ebt meteen weg, maakt plaats voor een kinderlijke uitgelatenheid. Het gaat toch door!

Wat volgt is pure betovering.

Zeker, de Libertines spelen schandalig nonchalant, perfectionisme is zacht uitgedrukt niet aan ze besteed. Desondanks is er geen speld tussen te krijgen. Ik heb nog nooit zo’n ongelooflijk hechte band gehoord. Het is alsof je een muzikale vuistslag krijgt toegediend. Een vloeiende muzikale vuistslag, als zoiets kan. Neem van mij aan dat dat kan.

Geen idee hoe deze ongedisciplineerde pummels het precies voor elkaar krijgen, zonder de toeters en bellen waarmee veel andere groepen hun onkunde maskeren, zonder reverb, distortion, fuzz en feedback, maar ze laten een orkaan op je los. Een orkaan is chaos waar systeem in zit, en dat geldt ook voor de Libertines.

Ze zijn eigenlijk een raadsel, een geheimzinnige eenheid. Ze zijn meer dan zomaar een band, geen twijfel mogelijk. Ze zijn een samengebald zooitje ongeregeld. Ze zijn het prachtigste, meest begeesterende collectief dat je kunt bedenken.

‘We hebben altijd alleen maar in liedjes geleefd, we hebben geen enkel geloof, niets anders dat ons definieert,’ zei Pete ruim vijftien jaar geleden al, en nu begrijp ik beter dan ooit wat hij bedoelde. Het zijn misschien hele en halve leeglopers (overigens stuk voor stuk uit keurige milieus), maar ze hebben één heilig moeten: hun liedjes, en de woeste schoonheid die ze daarmee ontketenen. 

Ja, het komt natuurlijk gewoon door die liedjes dat The Libertines zo walgelijk goed zijn. Die trotseren alle wanorde. Alle bekende krakers – Up the bracket, Time for Heroes, What a waster, The Good old days, Don’t look back into the sun, What became of the likely lads, You’re my Waterloo, I get along  – passeren de revue. Ze moeten al honderden keren door hun makers zijn gespeeld, maar er komt geen sleet op, ze zijn gemaakt voor de eeuwigheid.

O ja, joh ? Ja, joh. Laat het me uitleggen.

In pak’m beet drie nummers van The Libertines zit meer muziek dan op een heel album van Oasis. Dat is niet overdreven. En zo slecht is Oasis nou ook weer niet.

De melodieën zijn pakkend en meeslepend en nooit voorspelbaar. Sporadische rustpunten daargelaten is de uitvoering ook op CD onstuimig, maar er is altijd een onderliggende subtiliteit, een veelheid aan invloeden: van punk tot pop tot music hall tot folk tot rockabilly tot vaudeville tot chanson. Geen moment zitten die genres elkaar in de weg, geen stijlcitaat is geforceerd.

Bovendien kunnen The Libertines, anders dan wel eens wordt beweerd, goed spelen. Carl Bârat soleert vloeiend, Pete heeft een lekker losse maar ook harde, trefzekere aanslag. Hun talent staat buiten kijf.

Op de soepele baspartijen van John Hassall – het enige bandlid dat een stoïcijnse kalmte bewaart, zoals het een bassist betaamt – en het opwindende drumwerk van Gary Powell valt al helemaal niets af te dingen. 

Het dondert niet dat er ook regelmatig een vals nootje tussendoor glipt. Er is geen tijd voor finetuning, het ene nummer is nog niet afgeragd of het volgende staat al in de startblokken. Die woedende vitaliteit is essentieel.

Veel liedjes zijn in al hun uitbundige muzikaliteit niet helemaal af, en dat is ook een reden dat ze niet vervelen: ze blijven in het bewustzijn, of onderbewustzijn, doorgroeien.

De teksten, tenslotte, vallen op doordat ze wars zijn van clichés. Vertrouwde thema’s als liefde, vriendschap en het verlangen naar groots en meeslepend leven worden ongekunsteld maar met ongewone, speelse woordrijkdom en veel wrange humor bezongen.

Roekeloze schoonheid. Talent dat zichzelf groots en meeslepend ondermijnt. Dát maakt de Libertines zo bijzonder. En tekent Pete Doherty zelf, de ziel van de band.

Onder de boomer-balustrade kolkt het inmiddels. Alle nummers worden uit volle borst meegezongen. Fans gooien zich tegen elkaar aan, en het edele oude ambacht van het crowdsurfen wordt weer met enthousiasme beoefend. Wat een feest. Hield het maar nooit op. 

Pete is ineens helemaal niet meer naar de klote. Hij is bezield. De muziek tilt hem boven alle desintegratie uit. Geen cocktail meer voor hem, we zien hem zelfs in de weer met een flesje water. Hé uitslover, dat hoeft nou ook weer niet!

Aan het onherroepelijke einde van een memorabele avond toont hij zich zelfs even een gentleman: ‘Thank you for your patience.’ Dan is hij weg.

Ik denk nog na over die krankzinnige actie met die drie microfoons. Eerlijk is eerlijk, deze avond is met name onvergetelijk geworden door de emotionele achtbaan waar Pete ons doorheen heeft gejaagd. Er is in mijn ogen ook een verband tussen die drie meppen en de drie redenen voor mijn geluk die ik aan het begin van dit stukje heb gegeven. Die meppen waren even levensbevestigend en compromisloos als mijn stellingen, fantaseer ik nu even. Het is alsof Pete meppend heeft willen bekrachtigen wat ik in woorden heb geponeerd.

Hij heeft echt, wezenlijk, schijt aan alles. En je pikt het, om wat je ervoor terugkrijgt. Om de manier waarop hij, op de onwaarschijnlijkste momenten, uit chaos en ontreddering oprijst en je laat horen wat hij vermag. 

Pete is een klassieke rockster. Maar hij is nog zo veel meer. Hij is een genie, zelfs als ik zijn talent overschat.

Een ander briljant drankorgel, de acteur Richard Burton, zei ooit: ‘I did suddenly wake up one morning and found out how splendidly rich and extraordinary the world was, and I knew I couldn’t bear this richness and beauty.’

Dat is volgens mij ook Pete’s kruis. Zo kun je die meppen misschien nog beter interpreteren: het is allemaal te vol (mep weg!), te mooi (mep weg!), te groots (mep weg!)

Ik zie hem op YouTube het politiebureau in Parijs verlaten, waar hij vóór het concert even heeft vastgezeten. Hij ziet er, zacht gezegd, niet fris uit, wat eerder regel is dan uitzondering. De grijns van de garçon extrêmement gentil verraadt dat het hem allemaal zal jeuken, dit akkefietje is ook weer afgehandeld.

En daar rent al een aantrekkelijke jonge vrouw op hem af. Ze werpt zich tegen hem aan, slaat haar armen om zijn nek.

Het is zijn Franse vriendin Katia de Vidas, toetseniste van de  Puta Madres. Nog mooier is ze, vind ik, dan Pete’s bekendste ex, Kate Moss. Aristocratisch mooi. Een Française van top tot teen. Kan ze niks beters vinden dan deze pafferige vagebond, die al lang geen mooie jongen meer is met die wallen onder z’n ogen, die zweren op z’n gezicht en handen, die halfrotte tanden? 

Ze wijkt al jaren niet van zijde. Is ze zijn eeuwige problemen nooit eens zat?

‘I learn so much from Peter,’ heeft ze eens in een interview gezegd.

Katia en Peter stralen. Peter maakt met twee vieze vingers het overwinningsteken. De vingers van de dandy zijn om een of andere reden altijd vies, zo’n crackpijp geeft kennelijk flink af. 

Stevig gearmd lopen ze uit beeld. En ineens komt de gedachte in mij op dat Pete Doherty gewoon gelukkig is. En verder schijt heeft aan ons, aan alles.

Comments

Popular posts from this blog

Een stinkend bouwwerk van hypocrisie

  De aanvallen op ziekenhuizen in Oekraïne werden zonder voorbehoud als oorlogsmisdaad veroordeeld. Nu, in Gaza, is er veel meer aarzeling. Zouden ziekenhuizen toch niet een legitiem militair doelwit kunnen zijn? 'Meten met twee maten,' wordt er dan geroepen. Daar is tegenin te brengen dat je de oorlog van Israel tegen Hamas gerechtvaardigder zou kunnen noemen omdat Oekrainers geen 1200 Russen op veelal beestachtige wijze hebben vermoord. Ik heb naar bijna alle beelden van 7 oktober gekeken die ik kon vinden. En zelfs al zijn niet alle gerapporteerde gruwelen waar, ik heb zelden zo'n moorddadige smeerlapperij gezien als op 7 oktober. Inderdaad te vergelijken met ISIS, en Algerije in de jaren negentig, toen dat land werd geteisterd door de Gewapende Islamitische Groep. En toch is Israel voor mij de absolute bad guy in dit conflict. Ik 'kies' partij. De Palestijnse partij. Ik weiger om met een soort handenwringende machteloze wanhoop hier tegenaan te kijken. Ik haat z

Lenny Kuhr for Dummies

Het verstoren van het optreden van Lenny Kuhr is slecht en dom. Punt. Dit incident een uiting van jodenhaat noemen is óók slecht en dom. De pest hebben aan Israel, aan wat Israel doet, is niet hetzelfde als de pest hebben aan joden. 'Israel' en 'joden' zijn niet hetzelfde. Als je dat niet begrijpt, ben je debiel, ben je een gore opportunist, of ben je totaal vooringenomen. We leven in een land waarin niet-joden tegen joden die niet van Israel houden zeggen dat ze antisemiet zijn. De nieuwe onzichtbaren, de nieuwe genegeerden, dat zijn de joden die Israel niet steunen. Je van die mensen niets aantrekken is antisemitisme in de overtreffende trap, waar zo ongeveer de hele Nederlandse politiek zich schuldig aan maakt. Dat is nóg erger dan het verstoren van een optreden van Lenny Kuhr. Vraag maar aan Jaap Hamburger van Een Ander Joods Geluid , die ik al jaren ken. Een dappere man. Tien keer zo dapper als de hele Nederlandse Tweede Kamer en de Nederlandse regering bij elkaar

De gekoesterde vijand

Niemand schijnt nog te weten hoe die ook alweer precies in haar werk ging, die 'terugtrekking' door Israël uit de Gazastrook in 2005, waardoor Hamas nu 'volledig verantwoordelijk' zou zijn voor de penibele levensomstandigheden daar. Niemand schijnt te weten, schijnt ooit te hebben geweten, hoe Hamas eigenlijk aan de macht kwam in de Gazastrook. Ik schreef daar jaren geleden een lang achtergrondverhaal over dat nog steeds relevant is. Vandaar ik dat ik het nu weer plaats: Door Carl Stellweg Meer dan 2100 doden, vele duizenden gewonden, een half miljoen ontheemden en een materiële schade waarvan het herstel vele jaren zal vergen: ziedaar de oogst van vijftig dagen rauwe asymmetrische oorlogvoering in de Gazastrook. Volgens Israël ging het om zelfverdediging. Duidelijk is in ieder geval dat de operatie ‘Protective Edge’ van 8 juli 2014 tot en met 26 augustus 2014   onderdeel is van een patroon, een wetmatigheid, waarvoor tien jaar geleden een bewuste basis is gelegd, en wa