Door Carl
Stellweg
Hij is al vele jaren docent aan een universiteit van een land dat hem vijandig gezind is. Hem, én zijn boodschap, die luidt dat hij in een apartheidsstaat leeft, en dat die staat beter kan wijken voor een democratische, multi-etnische eenheidsstaat.
Haast nodeloos te vermelden dat zionistische waarschuwingssites hem afschilderen als een man die Israel wil vernietigen. Onlangs maakte hij zich nog minder geliefd met zijn open brief aan de Oekraïense president Volodymyr Zelensky, die hij schrobbeerde voor diens steun aan Israel en foute vergelijking tussen Oekraïne en Israel.
Als
wij hem even onder vier ogen mogen spreken na een met hoop en wanhoop vermengde
voordracht in het Centrum Al-Quds in Rotterdam, ligt de eerste vraag voor de
hand: hoe handhaaft zo’n man zich in een dergelijke arbeidsomgeving ?
‘Het
valt niet altijd mee,’ erkent Assad Ghanem, Associate
Professor Politieke Wetenschappen aan de Universiteit van Haifa, met een
glimlach. ‘Een groot aantal van mijn studenten is joods en sterk gekant tegen
mijn zienswijzen. En dat laten zij soms luid en duidelijk merken. Zij
schreeuwen door mijn colleges heen dat ik propaganda verkondig. Zij kunnen het
maar moeilijk accepteren wanneer ik zeg dat Israel geen democratie is, maar een
staat die stoelt op en streeft naar joodse suprematie. En dat joodse en
Palestijnse burgers van Israel slechts op één plek gelijk zijn: in het
stemhokje. En daarbuiten alweer niet. Want een stem op een joodse partij kan
leiden tot regeringsverantwoordelijkheid. Een stem op een Palestijnse partij
nagenoeg nooit.’
Dat
hij het hoofd weet te bieden aan al deze tegenstoom, heeft hij naar eigen
zeggen te danken aan zijn directheid. ‘Ik ben heel expliciet en duidelijk in
wat ik zeg. Wat ik hier in Rotterdam of elders buiten Israel verkondig,
verkondig ik ook in Haifa. Ik spreek met één stem, daar hecht ik sterk aan. Om
die reden word ik geduld. ‘Oké, Assad, wat jij vindt, dat vinden wij
verschrikkelijk,’ zeggen de meeste collega’s inmiddels, je zit er helemaal
naast, maar je hebt het recht om lucht aan je onzin te geven, de universiteit
is geen politiek bolwerk, hier heerst vrijheid van meningsuiting.’ Heel
belangrijk.
Wacht
even. Staat dit mooie Voltairiaanse principe (‘ik veracht uw mening, maar zal
mij doodvechten voor uw recht haar te ventileren’) dan niet op gespannen voet
met de stelling dat Israel een ondemocratische apartheidsstaat is ?
Ghanem
schudt zijn hoofd. ‘Op individueel niveau is er tolerantie. Maar daar gaat het
uiteindelijk niet om. Het gaat om collectieve rechten en die zijn allerminst
gelijk verdeeld. Israelische apartheid is gestoeld op de inherente,
onherroepelijke, bewust in stand gehouden dominantie van joodse instituties. Op
geen enkel vlak is er gelijkheid. Behalve, nogmaals, in het stemhokje. En die
gelijkheid heeft weinig waarde, want het gaat om wat er met jouw stem gebeurt.
Zo is het ook met mijn rol op de universiteit. Ik mag zeggen wat ik vind omdat
het een geringe impact heeft. Er zijn niet veel Palestijnse professoren in mijn
positie. Zolang dat zo blijft, kan zo’n Palestijnse professor zijn zegje doen.
Dat heeft niets met democratie te maken.’
Bovendien,
stelt hij, kan hij zeker niet zo veel zeggen als zijn joodse collega’s. ‘Zolang
ik aandring op democratie is het goed. Natuurlijk, democratie is toch het
mooiste wat er is ? Maar als ik zou zeggen dat alle joden de zee in moeten
worden gedreven, dat aanslagen op Israel gerechtvaardigd zijn, zou ik meteen
van de universiteit worden geschopt. Nou ben ik helemaal niet van plan om dat
te zeggen omdat ik helemaal niet wil dat alle joden de zee in worden gedreven
en ook tegen aanslagen en geweld ben, maar mijn joodse collega’s kunnen wel
straffeloos pleiten voor deportatie van alle Palestijnen naar Jordanië.’
Spreken
met één stem dus. Dat is wat Ghanem ook bepleit voor de Palestijnse
gemeenschap, wil zij nog enige toekomst hebben en nog enige kans maken op
zelfbeschikking, op gelijkheid en gelijkberechtiging. Hij klinkt haast als
Martin Luther King als hij geweldloosheid en democratie predikt en spreekt van
de ‘droom’ die hij koestert, een droom die in zijn ogen echter ook ‘praktisch’
en ‘realistisch’ is, hoe moeilijk te verwezenlijken ook. Want praktisch en
realistisch in die zin dat er geen keus is: ‘Ik ben bang dat de Palestijnen
anders zullen verdwijnen.’
Hoe
dat te voorkomen ? Door een einde te maken aan wat hij de vierde periode in de
geschiedenis van het Palestijnse onafhankelijkheidsstreven noemt. Het is de
langste van de vier – volgend jaar bestaat zij dertig jaar – en deze heeft tot
de meeste fragmentatie geleid: de periode post-Oslo.
Tijd voor een kort historisch overzicht: ‘De eerste periode van het Palestijnse onafhankelijkheidsstreven begint aan het eind van de Eerste Wereldoorlog en de ineenstorting van het regime van Koning Faisal in Damascus,’ doceert Ghanem. ‘Palestijnse leiders begonnen toen na te denken over een staat in het Britse Mandaatgebied Palestina, dus los van Libanon, Syrië en (toen nog) Transjordanië. In april 1921 was er de derde Palestijnse vergadering in Haifa, waar werd opgeroepen tot onafhankelijkheid van Palestina. Dit streven naar stichting van een dergelijke entiteit eindigde met Al-Nakba – de Catastrofe van 1948 – toen honderdduizenden Palestijnen uit hun thuisland werden verjaagd, wat de weg vrijmaakte voor de Staat Israel.
Daarop trad de tweede fase van onze geschiedenis in, die een meerderheid van ons tot vluchtelingen maakte en ons land verdeelde in gebieden die onder Israelisch, Egyptisch en Jordaans bestuur kwamen. Maar dit was ook, tegen het eind, een fase waarin Palestijnen het heft in eigen hand namen, zich verzetten tegen de Arabisering van het conflict met Israel en zich niet langer afwachtend wilden opstellen ten aanzien van bijvoorbeeld de politiek van de Egyptische president Gamal Abdel Nasser. Zo ontstond de Palestijnse verzetsbeweging FATAH. De Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) was daarbij aanvankelijk een Arabische marionettenorganisatie, maar dat duurde niet lang.’
‘Met
Al-Naksa
– de Terugslag in de Juni-Oorlog van 1967 – eigenlijk de tweede Nakba, die voor
Israels buurlanden op een catastrofe uitdraaide, brak een derde fase aan in
onze geschiedenis. Het verschil tussen deze fase en de vorige is dat de eis van
terugkeer van vluchtelingen nu minder dominant werd. Vanaf 1967 ging het vooral
om een einde aan de Israelische bezetting van de Westelijke Jordaanoever,
inclusief Oost-Jeruzalem, en de Strook van Gaza. Dus niet meer de bezetting van
1948 ! Israel werd niet langer beschouwd als bezet Palestijns land. Een en
ander mondde uit in de Eerste Intifada, die in 1987 begon, en in de eis van een
Palestijnse staat naast de Israelische.’
‘In
1993 leek een belangrijke stap in die richting te worden gezet met de
ondertekening van de Oslo-Akkoorden. Het historisch belang van die akkoorden
wordt nu gebagatelliseerd omdat deze een Palestijnse staat niet dichterbij
hebben gebracht, maar ik zie dat anders. Die akkoorden zijn van zeer groot
historisch belang, zij het in zeer negatieve zin: de PLO keerde terug uit
ballingschap in Tunis en werd het Palestijns Nationaal Gezag (PNA) op de
Westelijke Jordaanoever en in Gaza. Tegelijkertijd kwam toen een sterke
tegenbeweging op: HAMAS. De fragmentering van de Palestijnen was een feit. Want
nu had je Palestijnen in de Bezette Gebieden die daar een staat wilden, je had
Palestijnen in Israel die Israelisch staatsburger waren, dus niet in die
toekomstige Palestijnse staat pasten, je had Palestijnen in vluchtelingenkampen
met hun doodgebloede activisme, en je had Palestijnen in de diaspora.’
‘Het is een hopeloze situatie, een impasse die doorbroken moet worden. Hoog tijd voor fase vijf, voor een nieuw begin. Hoe ? Luister, ik heb daar geen pasklaar antwoord op. Verandering begint bij de oproep daartoe. En die moet in de eerste plaats een oproep zijn tot eenheid, want alleen zo kunnen wij onszelf als politieke gemeenschap redden.’
Het
is wel duidelijk dat Ghanem een einde aan de PLO en de PNA noodzakelijk acht.
‘Er moet een organisatie komen die alle Palestijnen op democratische wijze
vertegenwoordigt. Dat zou al een breuk zijn met de PLO en de PNA. Het maakt mij
niet uit hoe die organisatie gaat heten, voor mij part heet zij ook PLO. Het
belangrijkste is een oplossing voor onze langdurige leiderschapscrisis. Vaak
is, na het overlijden van Yasser Arafat in 2004, om de komst van een nieuwe
sterke man gebeden. Maar daar zie ik niet veel in, want een sterke man kan ook
een catastrofe zijn. Zie Vladimir Poetin. Ik pleit eerder voor een collectief
leiderschap. Hoe dat tot stand moet komen weet ik niet precies – in ieder geval
democratisch – maar het is eerder gebeurd, eind jaren vijftig, met FATAH, onder
omstandigheden die in een aantal opzichten beroerder waren dan nu. Dus waarom
zou het, met de huidige communicatiemiddelen, niet nog een keer kunnen ? Het
gaat om de wil. Wij moeten het willen.’
Een
belangrijke rol ziet hij daarin weggelegd voor leden van zijn eigen
gemeenschap: de Palestijnen in Israel. ‘In feite zijn wij, na de erkenning van
Israel door de PLO en de door Israel en de PLO beleden twee staten-oplossing,
van de Palestijnse zelfbeschikkingsstrijd uitgesloten. Ik heb PNA-president
Mahmoud Abbas zelf tijdens een bijeenkomst tegen ons horen zeggen: “Jullie
moeten de Palestijnse vlag niet hijsen, die is niet voor jullie bestemd. Jullie
moeten jullie rol spelen als Israelische staatsburgers. Je mag ons steunen,
maar je bent geen deel van onze strijd.” Zo niet, dan waren wij een
sta-in-de-weg in zijn streven naar een Palestijnse staat naast Israel, op de
Westelijke Jordaanoever en in de Strook van Gaza.’
Die
uitsluiting van Israelische Palestijnen vindt Ghanem een kardinale fout, zo
valt uit zijn woorden op te maken. Immers, zij waren degenen die achterbleven
in historisch Palestina, dus zou de strijd om zelfbeschikking bij hen moeten
beginnen, in plaats van te stoppen. Dat geldt nu des te meer omdat wat Israel
binnen de eigen landsgrenzen doet steeds meer gaat lijken op wat het in de Bezette
Gebieden doet en andersom: het voert een steeds agressievere onteigenings- of confiscatie-politiek.
Dat is evident op de Westelijke Jordaanoever met de joodse nederzettingen,
‘maar ook,’ zegt Ghanem, ‘met de politiek van onteigening in de Naqab (Negev) en
eerder in Galilea en Jeruzalem. Er zijn in Israel inmiddels zevenhonderd gemeentes
waar je je als Palestijn niet langer kunt vestigen. Een enorm aantal.’
‘Bedenk
ook dat Israel niet zozeer een Joodse staat is – een staat voor joden in Israel
– maar een staat voor alle joden, waar die zich ook
bevinden. Dat blijkt onder meer uit de verneveling van de Joodse Staat met
internationale, onafhankelijke joodse instellingen. Als jij als Palestijn
juridisch bezwaar maakt tegen onteigening van jouw grond, dan zegt de
Israelische rechter: daar gaat de staat niet over, die grond is nu in bezit van
het Joods Nationaal Fonds. Israel is meer dan een etnocratie, waarin een joodse
meerderheid de baas is over een joodse minderheid: Israel is een staat die
streeft naar joodse suprematie, op alle terreinen. Ook letterlijk. Aan
weerszijden van de zogeheten Groene Lijn. Vandaar juist dat de twee staten-oplossing
nooit een oplossing kan zijn. Israel en de Beztte Gebieden moeten plaatsmaken
voor een multi-etnische democratische staat van de zee tot de Jordaan, met uiteraard
ook Israelische joden. Ik spreek liever niet van een één staat-oplossing. Zo’n
term draagt nog een soort kiem van verdeeldheid in zich. Wat voor staat is dat
dan ? Ik zeg: stick tot the principle. One people, one nation, one land.
Dat is wat ik wil.’
Kortom,
er is alle reden om Palestijnen in Israel te betrekken bij de Palestijnse
strijd om zelfbeschikking. Al was het maar omdat zij veel te bieden hebben.
‘Ons opleidingsniveau is in de loop der jaren omhooggeschoten. Bijna één op de
drie studenten op het prestigieuze Technion in Haifa – het Israel Institute of
Technology – is Palestijn, terwijl wij maar een vijfde deel van de bevolking
uitmaken. Een ruime meerderheid van die studenten is vrouw. Dat ziet er goed
uit’
Schuilt daarin dan niet het gevaar dat deze hoogopgeleiden zich afzijdig houden van de politiek, hun verworvenheden niet op het spel willen zetten voor een moeilijk te verwezenlijken ideaal dat hun misschien weinig oplevert?
‘Het levert hen wel wat op,’ zegt Ghanem. ‘Namelijk de redding van hun gemeenschap. Op de lange termijn verlies je als je de marginalisering van je gemeenschap toelaat te gebeuren.’
Ghanem lacht veel, en doet dat nu ook. ‘Neem mij. Ik ben een professor, het gaat mij redelijk voor de wind. Maar ik zou op persoonlijk vlak misschien nog meer kunnen bereiken als ik mij politiek gedeisd hield. Maar dan zou ik mijn gemeenschap in de steek laten, en dat wil ik niet. Aan mij om de mensen in mijn gemeenschap duidelijk te maken dat het belangrijker is elkaar te steunen dan uitsluitend aan jezelf te denken.’
Verscheen eerder in Soemoed, tijdschrift van het Nederlands Palestina Komité )https://palestina-komitee.nl/category/soemoed/)
Comments
Post a Comment